13 oktober 2017

Opinie: Onderzoek het reële pensioencontract

Het zou goed zijn als het nieuwe kabinet zijn standpunt omtrent een nieuw pensioenstelsel niet in beton giet, maar wacht op de uitkomsten daarvan.

De coalitie van VVD, CDA, D66 en CU houdt de bal — verstandig en terecht — bij de Sociaal-Economische Raad (SER) als het gaat om het nieuwe stelsel. Het kwartet gaat wel uit van een systeem van persoonlijke pensioenpotjes met een collectieve pot in de uitkeringsfase. Samen houden de deelnemers en gepensioneerden een buffer aan voor langleven- en beleggingsrisico, gevuld door overrendement. Wij staan daar positief tegenover — maar wat als dat systeem niet goed werkt?

Hebben we een plan B? Die vraag dringt zich op nu ondanks uitvoerige berekeningen de laatste SER-variant voor een nieuw pensioenstelsel blijkbaar niet de prachtige vergezichten oplevert die wij hadden gehoopt. En iedereen, op een paar door nostalgie gekwelde geesten na, weet dat het huidige pensioenstelsel verbetering behoeft.

Dit schrijven onze beleidsadviseur pensioen Willem Reijn en Ellen te Paske van FNV Jong vandaag in het Financieele Dagblad. De situatie wordt volgens beiden nog iets ingewikkelder doordat de SER en de Pensioenfederatie rekenen aan weer een nieuwe variant op bovengenoemd systeem: ook dat vinden wij prima, maar zonder garantie op een positieve uitkomst. Daarom pleiten wij ervoor een alternatief van de plank te halen: het reële contract.

Het reële contract

Wat is het reële contract ook alweer? Het is een uitkeringsovereenkomst waarin de zekerheid wordt losgelaten, zodat het pensioen eerder geïndexeerd, maar ook eerder gekort kan worden. Een iets minder zeker pensioen dus, met meer perspectief. Het lijkt op het huidige systeem, maar zonder de (schijn)zekerheid en met meer kans op indexatie. Zoals wel gezegd: een minder zeker pensioen in plaats van zeker minder pensioen. In het reële contract is het toegezegde pensioen voorwaardelijk en afhankelijk van beleggingsopbrengsten.

Het reële contract is zes jaar geleden afgeketst. We zijn nu zes jaar verder, de wonden zijn geheeld, herinneringen vervagen en er is veel gebeurd. Zo bleek het huidige contract óók niet zo zeker: veel fondsen moesten korten. Daardoor is de koopkracht van veel gepensioneerden met een procent of vijftien afgenomen, met tot 2022 nog eens tien procent in het verschiet. En fondsen moeten van De Nederlandsche Bank voortdurend waarschuwen voor eventuele kortingen.

Wat is er nodig?

Het reële contract is bij de SER in een lade beland. Dat is zonde. Want het is best zo te regelen dat het past bij de maatschappelijke ontwikkelingen. Daar is een paar dingen voor nodig.

  1. Ten eerste moet de wet het eenvoudiger maken om pensioenen mee te nemen naar een ander fonds als mensen van werk (en/of sector) veranderen. Een voordeel: met de concentratie in de sector neemt het aantal fondsen in rap tempo af, zodat er minder overstappers komen.
  2. Ten tweede moeten deelnemers meer inzicht krijgen in het geld dat voor hen is gereserveerd. Het ABP en andere fondsen zijn al bezig met daarvoor een systeem te ontwikkelen. Maak daar één systeem van. Het zijn dan nog geen persoonlijke pensioenpotten. Maar de nadelen van die potten worden al te lichtvoetig overgeslagen. Mensen zien het als een eigen spaarpot, waar ze zelf een greep in willen kunnen doen (het is mijn geld, dus dat maak ik zelf wel uit!).
  3. Ten derde: gebruik niet de marktrente maar een prudent rendement als maatstaf voor de waardering van de pensioenen. Dat kan omdat er geen harde (nominale) pensioentoezegging meer is. Je kunt het prudente rendement gebruiken dat wordt toegepast in de premie bij de 'aankoop' van pensioenen. Bij het ABP is dat 2,8 %, bij Zorg en Welzijn 2,6 % tegen een rekenrente nu van 1,5 %.
  4. Ten slotte: het nieuwe kabinet wil de doorsnee-opbouw vervangen door een actuarieel eerlijker systeem, waarbij de jongere meer opbouw terugkrijgt. Dat kan bij alle systemen, dus dat staat het reële contract niet in de weg. Het baseren van aanspraken op de prudente rente kan wellicht ruimte bieden om groepen te compenseren die tot nu toe te veel hebben betaald (35- tot 55-jarigen).

Laten we zuinig zijn

Wij zeggen niet: het reële contract moet het worden. Maar wel: ontwikkel dat simultaan, zodat je straks een overwogen keuze kunt maken. Mochten de potten beter zijn, dan kies je daarvoor. Komt het reële contract er beter uit, dan gaan we die weg op. Laten we een beetje zuinig zijn op onze pensioenen. Niet de ideologie staat voorop, maar de pensioenuitkomst en daarmee het vertrouwen. Maar we moeten wel vooruit!