11 oktober 2017

Pensioen: Sociale partners aan zet

In de Sociaal-Economische Raad (SER) werken werkgevers, werknemers en externe experts aan een nieuw pensioenstelsel. Die voorstellen worden nu doorgerekend.

De juiste uitgangspunten

Het nieuwe kabinet baseert zich sterk op de SER-variant, die nu in studie is. Die variant gaat uit van persoonlijke pensioenvermogens tijdens de opbouw, die tegen het eind van het werkzame leven in vijf tot tien jaar worden omgezet in een pensioenuitkering. Om risico’s te delen is er een buffer, die wordt gevuld met 'overrendementen', het rendement dat 'over' is.

Positief is dat het nieuwe kabinet uitgangspunten als verplichtstelling, collectieve uitvoering, risicodeling en fiscale ondersteuning onderschrijft. Dat betekent dat in elk geval langlevenrisico, nabestaandenpensioen, arbeidsongeschiktheid en beleggingsrisico een plaats krijgen in een nieuw stelsel. Dat de gezamenlijke buffer niet negatief mag zijn, lijkt op het eerste gezicht niet onlogisch: hierdoor kunnen tekorten niet naar de toekomst worden doorgeschoven. Maar dat betekent ook dat er voorlopig de solidariteit alleen van gepensioneerden naar actieve deelnemers gaat en de buffer dus eenzijdig is.

Sociale partners, inclusief ANBO, blijven aan zet

Positief is verder dat het kabinet een gedragen voorstel uit de SER verwacht en dat de sociale partners, waaronder ANBO ook andere betrokkenen verstaat, aan zet houdt. 

De coalitie geeft ook ruimte om met een andere rekenrente dan de marktrente te werken, wat een goede zaak is. Hoe groot die ruimte wordt, is echter nog niet duidelijk. Positief is ook dat het nieuwe kabinet wil dat zzp’ers zich meer dan nu kunnen aansluiten bij pensioenfondsen om te zorgen voor een goed pensioen. Wel is het coalitie-akkoord hier nog te vaag en vrijblijvend.

Verder wil het nieuwe kabinet dat de zogeheten doorsneepremie-opbouw afschaffen, wat overigens ook door het oude kabinet werd gesteld. ANBO is daar niet op tegen.

Politiek moet nu nog terughoudend zijn

We moeten echter ook constateren dat er nog steeds geen berekeningen publiek zijn, waaruit blijkt dat het nieuwe systeem ook echt werkt. Zolang dat niet het geval is, doet de politiek er goed aan om zich terughoudend op te stellen. De belangen zijn immers groot, zowel voor gepensioneerden als voor actieve deelnemers, die straks van hun pensioen moeten kunnen genieten. Zoals uit rapportages van het Sociaal-Cultureel Planbureau blijkt, is een goed pensioen de eerste voorwaarde om het vertrouwen in het pensioenstelsel te herstellen – meer dan transparantie of keuzevrijheid.

ANBO wil dan ook graag dat kabinet en parlement de sector de vrijheid geven om tot een zo goed mogelijk stelsel te komen. De enorme pensioenpot van ruim €1300 miljard is immers van alle deelnemers in de pensioenfondsen en is geen staatsgeld.

Pensioenen voor wonen

Opmerkelijk is dat een belangrijk element uit het pensioendossier is ondergebracht bij het onderwerp ‘wonen’. Het gaat om het in de toekomst gebruiken van pensioenvermogen voor investering in een huis. ANBO is daar uitgesproken tegenstander van, zeker nu in het nieuwe stelsel de nadruk van de opbouw in een eerdere fase van het werkzame leven komt te liggen en juist dan geld wordt onttrokken. En het resultaat zal nihil zijn: met meer geld zullen huizen alleen maar duurder worden.